De tuin als publieke ruimte, het park als dé plek waar mensen elkaar ontmoeten. The High Line in New York – een park aangelegd op een in onbruik geraakte spoorlijn – is een hit bij inwoners en toeristen. Tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterende metropool een gelijkaardig project op stapel staan. De verwachtingen zijn hoog: het park moet het focuspunt van de buurt worden. Het moet een plek zijn waar bezoekers rust vinden of samen een gemeenschappelijke tuin onderhouden, maar evengoed kom je er terecht in de gezellige drukte van een foodtruckfestival om met vrienden een lekkere hap en een glas wijn te delen.

Welke rol kan de tuin als publieke ruimte spelen? Gierik & NVT vraagt het aan Dirk Holemans, fractieleider van Groen in de Gentse gemeenteraad, Mathias Balcaen filosoof van opleiding en festivalorganisator Maarten Praamstra.

Een huis met een tuin: voor velen is het nog altijd hun woondroom. Het zit zo ook in de definitie van het woord tuin in de Cambridge Dictionary: ‘een stuk land dat bij een huis hoort’. Bij Vandale is het in de eerste plaats een ‘stuk grond met een omheining rond’. Dat verwijst naar het gegeven dat de tuin een private ruimte is. Ooit was er een open ruimte, en dat is veranderd door die in te sluiten – en iedereen, behalve de eigenaars, uit te sluiten. En dat laatste groeit uit tot een prangend maatschappelijk probleem omdat de bevolking in steden groeit en de open ruimte niet – integendeel. Veel meer nieuwe tuinen kunnen we niet meer bijmaken.

Natuurlijk heeft niet iedereen zin in een tuin. Veel stads- bewoners zonder groene vingers zijn tevreden met hun appartement, zeker als ze kunnen wonen op wandelafstand van een park. Parken kennen net als tuinen een lange voorgeschiedenis. Publieke parken verschijnen in onze steden tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw als onderdeel van de moderne stad. Zo komt het Vondelpark er in Amsterdam in 1865, het Gentse Citadelpark tien jaar later. Daar zit een stuk uitstraling bij, hoe de stedelijke bourgeois hun stad willen tonen – citymarketing avant la lettre, alsook

een bekommernis – hoe paternalistisch ook – om de arbeiders een gezonde plek te geven voor hun zondagse wandeling. Want zo stelt het Cambridge woordenboek in dit verband: het park is een plaats ‘waar mensen voor hun plezier wandelen’. Met de naoorlogse stadsvlucht en stedelijke verloedering geraken ook parken wat in de vergeethoek. Pas de laatste twee decennia komen er in het kader van stadsvernieuwing grote en kleine parken bij.

In Antwerpen is het Park Spoor Noord de nieuwe place to be. Het toont het belang van groen voor de levenskwaliteit van elk van ons. Het is verrassend hoe lang sociale innovaties – hoe eenvoudig ook – op zich laten wachten om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Met de groeiende stadsbevolking stijgt ook het aantal mensen zonder tuin, steden verappartementiseren. Gelukkig heeft de filosofie van het delen nu ook de tuin bereikt. Na de boormachine en de auto, groeit ook het besef dat gedeelde grond voordelen met zich meebrengt. Twee fijne ontwikkelingen ontrollen zich voor wie ze wil zien. Zo zijn er mensen die draadloos gaan. Ze waren het al op het vlak van communicatie, maar verwijderen nu ook samen met hun buren de scheidingsdraad, geheel of gedeeltelijk, van hun tuin. Verschillende kleine tuinen

groeien zo uit tot bijvoorbeeld een groot ravotterrein voor de kinderen of een leuke picknickplek. Uit onderzoek blijkt dat twee op drie Belgen bereid is de tuin te delen, de groeimarge voor deze initiatieven is enorm.

Maar het hoeft niet per se met de buren. De bevolking vergrijst. Voor veel senioren is hun grote tuin van een lust geëvolueerd tot een grote last. Tegelijkertijd geeft stadslandbouw meer en meer jongeren zin om hun eigen groenten en fruit te kweken. Zij hebben dikwijls geen eigen tuin. Onder meer in Gent hebben ze er iets op gevonden: een datingsite voor deeltuinen. Wil je moestuinier worden zonder tuin, dan doe je zoals Wietse. Hij schrijft op de datingsite:

Ik ben Wietse, Ik woon in Ekkergem zonder tuin en zoek iemand met een tuin. Graag iemand die al wat ouder is en zelf niet meer de fysieke conditie heeft om een moestuin te verzorgen. Zo kan ik gezelschap terug geven in ruil om de grond te mogen gebruiken. Laat gerust iets weten!

Hoe moeilijk kan sociale innovatie zijn? Oudere mensen, eenzaam met tuin, fleuren op in gezelschap van jonge mensen met groene vingers. Behoort ook tot de nieuwe geplogenheden: een deeltuindate in je buurt. Meteen een plek waar je meer informatie krijgt over deeltuinieren, en vooral nieuwe mensen leert kennen. Want dat is typisch voor nieuwe sociale innovaties – repair cafés of weggeefpleinen – het sociale contact is even belangrijk.

Het woordenboek noch de spellingschecker op mijn laptop kent het woord deeltuin. Dat is maar een kwestie van tijd. Net zoals we binnenkort het bekendste spreekwoord over tuinen anders zullen formuleren: we leiden niet meer iemand om, maar vooral in onze tuin.

Colum – De tuin als publieke ruimte. Verschenen in Gierik & NVT op 05 januari 2017