De groenen moeten hun huiswerk grondiger maken, schrijft Dirk Holemans. In het sociale klimaatbeleid dat ze bepleiten, moet de focus weer op het sociale liggen. Alleen zo krijg je iedereen mee.

 

Op 11 november start de 29ste mondiale klimaatconferentie onder een slecht gesternte. Terwijl klimaat­wetenschappers wanhopen, deemstert de animo voor klimaatactie weg. Zo legt de Europese Unie geen con­crete klimaatdoelstelling tegen 2040 vast en heeft de Vlaamse regering haar klimaatbeleid afgezwakt.

Nochtans zijn er alarmerende rapporten genoeg en tart de realiteit alle verbeelding. Neem nu het gezaghebbend State of the Planet 2024. Nog nooit zag ik wetenschappers zo een artikel beginnen: “We staan op de rand van een onomkeerbare klimaatramp. Dit is zonder enige twijfel een wereldwijde noodsituatie. Een groot deel van het weefsel van het leven op aarde is in gevaar.”

De feiten zijn er ook: nog nooit waren de oceanen zo heet, de orkanen zo fel, de overstromingen alomtegenwoordig. We zitten in een paradox vanjewelste: hoe meer klimaatontwrichting en natuurerosie, hoe minder actiebereid de samenleving is en hoe meer ze wegkijkt. Het lijkt op een soort religieus bezweringsritueel, een oefening in collectieve verdringing. Hoe erger het wordt, hoe hardnek­kiger we de realiteit ontkennen.

Maar het gaat verder: het idee is nu dat als we op de eco-pianist schieten, de muziek wel zal stoppen. Dus beschouwen we klimaatactivisten als criminelen en wordt de groenen ba­shen een ritueel waarmee we de ecologische rampspoed denken af te wenden. Dat is wat we nu meemaken – in Europa, in België, in Vlaanderen, in Gent. Waar zelfs de uitbreiding van een parkeergarage in de stad als een progressieve en ecologische maat­regel wordt verkocht.

Die bijzondere situatie ontslaat de groenen evenwel niet van hun plicht om zelf hun huiswerk grondiger te maken. En dan heb ik het niet alleen over analyseren wat er schortte aan de verkiezingscampagnes, maar over dieper graven en zonder voorbehoud nagaan waarom het groene politieke project onvoldoende aanslaat.

Geopolitieke schokken

Volgens de Deense transitiedenker Hubert Buch-Hansen zijn er vier voorwaarden om de ecologische trendbreuk te realiseren: een diepe crisis, een alternatief politiek project, een samenhangende coalitie van sociale krachten die het project verdedigen en een brede instemming bij de bevolking.

Over de eerste voorwaarde kunnen we kort zijn: de crisis is bezig, de realiteit is de medestander van de groenen. De tweede voorwaarde is de belangrijkste opdracht voor de komende twee jaar en gaat samen met de derde: nieuwe coalities smeden en oude herstellen, in het besef dat je het niet over alles moet eens zijn.

De samenleving is sterk veranderd sinds de groenen voor het eerst hun project formuleerden. Radicaal-rechts heeft de wind in de zeilen, de samenleving wordt alsmaar individualistischer en commerciëler, en dat alles gebeurt tegen de achtergrond van geopolitieke schokken die veel onrust veroorzaken. Die permacrisis vereist een herijking van de basiswaarden, maar vooral ook een strategische denkoefening om na te gaan welke beleidsvoorstellen het meest potentieel hebben om dingen te veranderen.

De laatste voorwaarde vereist niet dat je als politieke partij een absolute meerderheid behaalt. Groen moet weer groeien tot een middelgrote partij, maar ook de andere democratische partijen dragen verantwoordelijkheid. Niet alleen proberen ze cynisch winst te halen door Groen neer te halen, ze verzaken aan hun eigen basiswaarden. Want hoe zien ze vrijheid voor onze kinderen in een wereld die in brand staat, of gelijkheid als we miljoenen mensen aan hun lot over­laten? En conservatieven, moeten die niet de aarde conserveren?

Universele basisdiensten

Geïnspireerd door de Oostenrijkse socioloog Richard Bärnthaler pleit ik ervoor om ecologische voorstellen te funderen in de bezorgdheden van de brede bevolking – denk aan betaalbaar wonen of waardig werk – en die bezorgdheden te verrijken met de ecologische dimensie. Het gaat erom aan te tonen dat sociaal klimaatbeleid – waar Groen al voor koos – het beste sociaal beleid is. Dat kan door te focussen op universele basisdiensten, zodat iedereen toegang heeft tot wat nodig is.

Als iedereen genoeg heeft, verdwijnt de klacht dat mensen tekort hebben omdat anderen het afpakken. Als er voldoende sociale woningen zijn zonder wachtlijsten, ontstaat er geen concurrentie tussen kwetsbare groepen, waar radicaal-rechts op teert. Focussen op universele basis­diensten laat toe om maatregelen waarmee je de klimaatcrisis wilt aanpakken, te omschrijven als sociale vooruitgang.

Dat vereist ook dat we al te sterke marktspelers aanpakken. Zolang projectontwikkelaars vooral luxeappartementen bouwen, bijvoorbeeld, zal de groei van de huizenmarkt niet leiden tot meer betaalbaar aanbod, maar eerder de druk verhogen op de beschikbare bouwgronden en wonen voor iedereen duurder maken. Universele basisdiensten uitbouwen en de macht van het grote geld breken kan leiden tot een bewustzijn van gedeelde noden en tot hernieuwde solidariteit.

We moeten weer ruimte creëren buiten de markt, waar sociale verbondenheid kan groeien. Inzetten op ecologisch sociaal beleid – denk aan voor iedereen toegankelijke biovoeding – betekent ook dat iedereen genoeg heeft, maar niemand te veel. Heb dus ook het lef om onder andere een veelvliegertaks en vermogensbelasting in te voeren en salariswagens af te voeren, net als reclame voor fossiele brandstoffen.

Diepe verontwaardiging

Bij dat alles hoort een boeiend perspectief verwoord door de Duitse socioloog Olivier Nachtwey. Hij wijst erop hoe belangrijk het is om horizontale inclusie en verticale solidariteit te integreren. Horizontale inclusie vertaalt zich meestal als een pleidooi voor gelijkheid van kansen, maar doorgaans wordt daarbij extreme ongelijkheid niet aangepakt. Zo moet de discriminatie op de woon- en arbeidsmarkt worden aangepakt, maar zolang we de scheve eigendomsverhoudingen niet aanpakken en toelaten dat grootbedrijven en vermogenden nauwelijks belastingen betalen, maar wel een gigantische ecologische voetafdruk hebben (en dus verticale solidariteit weigeren), zullen de grote sociale én ecologische kwesties buiten beeld blijven.

Het komt er dus op aan de verschillende bronnen van diepe verontwaardiging – achterstelling van sommige sociale groepen én de teloorgang van onze planeet – met elkaar te verbinden. Zo kan een politiek project gestalte krijgen dat een ware emancipatiestrijd voert die de harten en hoofden van veel mensen kan beroeren.

Deze opinie verscheen in De Standaard op donderdag 24 oktober 2024.