Wie zijn oud huis afgooit om het ecologisch terug op te bouwen, krijgt daar een subsidie voor. Want dat is efficiënter dan je oude huis te renoveren. Jammer genoeg hebben we als samenleving die luxe niet. Nochtans is ons maatschappelijk huis ook uitgeleefd. We zitten op het einde van een cyclus die twee eeuwen geleden startte. Toen ontwikkelden we de natiestaat op basis van een sociaal contract, waarbij burgers inzien dat een centraal gezag nodig is zodat niet iedereen zelf voor rechter of minister speelt. De overdracht van onze macht naar de staat kreeg vorm via de vertegenwoordigende democratie, een innovatie destijds bestempeld als ‘the grand discovery of modern times’.

Een natiestaat is een imagined community: je hoeft niet iedereen van je land te kennen om bereid te zijn tot grote solidariteit. Zo’n land is ook meer dan een staat, als natie biedt het bescherming en erkenning. Daarmee verweven was ook het vooruitgangsideaal: we maken onze samenleving steeds beter, gefinancierd door economische expansie. Industrialisering gebaseerd op goedkope arbeidskrachten leidde ook tot sociale strijd, dat resulteerde in de democratische inbedding van de economie en de uitbouw van de welvaartstaat. Het Sociaal Pact van 1944 is het sleutelmoment waarop werkgevers, vakbonden en overheden de deal sluiten dat als de economische de taart groeit, ieder een groter stuk krijgt. Een Pact dat steunde op economische groei en alsmaar toenemend gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Tevens kwam de Europese Unie als oplossing voor oorlogsvoerende natiestaten, in de hoop dat economische samenwerking leidt tot een grotere politieke gemeenschap.

Ondertussen is de cirkel rond maar staan we op een andere plaats. Het vooruitgangsoptimisme is vervangen door bedreigingen. De klimaatontwrichting voltrekt zich, we kijken erna alsof we het niet erg vinden dat ons huis afbrandt. Neoliberale globalisering heeft geleid tot ontbedding van de economie en afbouw van de welvaartstaat. Dit betekent dat ons model van democratie niet meer in staat is antwoorden te formuleren. Maar de betonrot zit dieper: zijn landen nog wel imagined communities? Hoe Verenigd zijn de Staten van Trump, het Koninkrijk van May? Wat met de diepe kloven tussen generaties, verarmend en extreem rijk, stad en platteland? Als extreem-rechtse partijen succesvol zijn, is er meer aan de hand dan wat verzuurde medeburgers. Zo kom ik tot het belang van erkenning en identiteit. Op dat punt moest ik voor één keer Mia Doornaert gelijk geven in haar column (DS 13/12) over de uitbarsting van de gele hesjes: ‘”het is ook een schreeuw om aandacht, om respect”.

Pierroo Roobjee stelde recent in DS Magazine: “Alles lijkt zo’n beetje op en en ten einde”. Dat betekent ook dat we een nieuw begin moeten maken. Maar niet door ons democratisch huis af te smijten in de hoop een nieuw te kunnen bouwen. Maar we hebben wel een revolutie nodig, in de zin dat de filosofe Hannah Arendt dit omschrijft. Voor haar betekent revolutie het opnieuw grondvesten van vrijheid, het verankeren van nieuwe maatschappelijke verhoudingen. Laat ons de contouren van zo’n nieuw sociaal pact verkennen, op twee niveaus. Het eerste gaat over drie fundamentele aannames. De eerste hiervan betreft onze verhouding met de natuur. De moderne mens beschouwt zichzelf als heer en meester van de natuur, met als resultaat: in eigen regio is open ruimte opgesoupeerd, op mondiaal vlak storten ecosystemen in elkaar. Is het geen tijd voor een discussie over de plaats van de natuur in de democratie?
De tweede betreft de wijze waarop we ons organiseren. Met de komst van de natiestaat hebben we ingezet op publieke dienstverlening en de markt als organisatieprincipe. Dat is geen onverdeeld succes: de econoom Nicolas Stern noemde klimaatverandering ‘het grootste marktfalen ooit’. Maar enkel rekenen op regeringsbeleid lijkt ook onvoldoende. Hebben we niet een derde organisatiewijze, de commons, verontachtzaamd? Deze benadering gaat over hoe burgers zichzelf organiseren maar ook over wat tot iedereen behoort – de lucht, zeeën, … – maar niemand het rentmeesterschap voor opneemt. Kunnen de commons een cruciale rol spelen in dit nieuwe contract? Drie: sinds de moderniteit gaan we ervan dat steeds meer produceren en consumeren een goede zaak is. Dat we daarbij verarmen door het vernietigen van natuurlijke rijkdommen was bijzaak. Ligt de toekomst niet bij een economie, waarin mensen goed gedijen, zonder dat die hoeft te groeien?
Het vinden van antwoorden op deze vragen schetst de contouren van een ander sociaal contract. Dit zal het leiden tot het reorganiseren van onze samenleving, wat ik illustreer aan de hand van enkele domeinen.

Van representatieve naar dialogische democratie
De vertegenwoordigende democratie botst op haar limieten. Dat inzicht groeit, lees bijvoorbeeld hoe Timothy Ash (DS 12/1) zijn pleidooi voor een tweede Brexit referendum invult: het “zou deel uitmaken van een veel groter proces – misschien wel een burgercongres”. We spreken over een langdurig proces van politieke dialoog. Dat kan in ons land aansluiten bij de G1000, een oefening in democratische vernieuwing omdat we zonder regering zaten. De opgave nu is veel groter: de vaststelling is nu net dat we met regeringen geen oplossingen meer bereiken. Het gaat om experimenten waarbij we zo veel mogelijk burgers bij betrekken. Zo kunnen we het gemeenschapsvormende van het politieke herontdekken. En verschillen overbruggen. Als mensen, elk met achtergrond, hun ding op tafel leggen, zitten ze wel aan een gemeenschappelijke tafel. En die ontbreekt nu, ook tussen Merkel en Oost-Duitsland, Macron en het Franse platteland, de Wetstraat en Ninove.

Sociale rechtvaardigheid
Een nieuw sociaal contract zal enkel steun krijgen als het uitgaat van gelijkheid en fairness. Als topmanagers op acht dagen evenveel verdienen als een doorsnee werknemer in een heel jaar, is er van samen-leven niet veel sprake. In dat geval zullen de klimaatstormen zich afwisselen met tornado’s van protest. Het 19de eeuwse vooruitgangsmodel die de taart enkel wil delen als ze groeit, dient omgezet in een 21ste eeuws evenwichtsmodel die eerlijk deelt wat ons ter beschikking staat binnen planetaire grenzen.
Zeker in tijden van digitalisering vergt dit een ander model dan herverdeling van welvaart voor zij die uit de boot vallen. Bouwstenen van een nieuw systeem, zoals een kortere werkweek en basisinkomen verdienen debat en ruimte voor experiment.

Een gedurfd monetair beleid
Het is een veelgehoord argument: de duurzaamheidstransitie kost veel geld en dat hebben we niet. Die redenering klopt als private banken de hoofdrol spelen in de geldwereld. Hoe gek dat wel is toont de wijze waarop we de financieel-economische crisis hebben opgelost. Staten hebben zich dieper in de schulden gestoken om banken niet te laten omvallen. Kostenplaatje voor België: 100 miljard euro! Hoe heeft de Europa de boel aangepakt? Door lidstaten in een besparingskeurslijf te dwingen zodat ze moesten knippen in sociale voorzieningen. Tegelijk heeft de Europese Centrale Bank onvoorstelbare hoeveelheden geld gecreëerd en ter beschikking gesteld aan private banken, zonder verplichting te investeren in duurzame projecten. We kunnen onwaarschijnlijk dom zijn op het continent van de Verlichting. Maar gelukkig is deze methode ook hanteerbaar in het nieuwe sociaal-ecologische contract. We voeren dan ecologische geldcreatie in, waarbij het extra geld alleen gaat naar sociaalecologische transitieprojecten. Als we de banken redden, zouden dat dan ook niet doen voor onze eigen en enige wereld?

Een fair fiscaal systeem
Nog iets waar we niet zo slim in zijn: ons belastingsysteem. We belasten weg wat we goed vinden (jobs) en belasten amper wat te vermijden is (milieugebruik). Tevens betalen multinationals amper nog belastingen. Hoog tijd voor fiscaliteit van de toekomst, dat milieugebruik zwaar belast en jobs creëert. Dat kan met nieuwe instrumenten zoals het ecodividend, verbonden met een stevige koolstofheffing. Dat levert een substantiële som op, dat integraal gaat naar de ombouw naar een duurzame samenleving én mensen hierin ondersteunt. Eenvoudig gaat bijvoorbeeld een deel van het ecodividend rechtstreeks naar de burgers. Dus onze diesel wordt duurder, maar we ontvangen een ecodividend dat ons de vrijheid biedt ecologische keuzes te maken. Als een ander deel van het ecodividend naar openbaar vervoer gaat en de auto overbodig maakt, is het dubbele winst.

Rechten voor de natuur
De Moderniteit stelde terecht als doelstelling de emancipatie van elk individu voorop. Wat zich vertaalde in representatieve democratie, stemrecht voor elke burger en grondwettelijke vrijheden. De vraag is nu hoe we de representatie van de natuur kunnen introduceren. Dat kan op verschillende wijzen. Zo heeft de socioloog Bruno Latour klimaatconferenties gesimuleerd waarbij studenten de positie verdedigden van dieren, planten of rivieren. Misschien moeten we de senaat niet afschaffen maar net omvormen tot een Eerste Kamer van de Planeet. Daarnaast is er een duidelijke evolutie waarbij landen rechten toekennen aan de natuur. Equador heeeft in haar grondwet de rechten erkend van natuurgemeenschappen en ecosystemen, Nieuw-Zeeland kende een rivier de juridische status van een persoon toe. Wanneer starten we dit debat in Europa?

Ons huis aarden
Als we het hebben over een woonhuis, dan aarden we dat om ervoor te zorgen dat bliksemschichten verdwijnen in de aarde. Dat zal bij ongewijzigd beleid niet mogelijk zijn met klimaatstormen of -overstromingen. Daarom moeten we heel onze samenleving aarden, verbinden met de aarde. We kunnen ons niet langer permitteren de aarde te beschouwen als de te negeren achtergrond van ons menselijk handelen. Als het op sommige plaatsen in Australië vijftig graden Celcius wordt, is gewoon leven zelfs onmogelijk. Ook Latour wijst op het toenemende belang van onze verbinding met de aarde. Traditioneel is dit politiek een thema van rechts, dat identiteitspolitiek verbindt met het beschermen van de eigen bodem. Maar het kan ook anders zoals de Beierse groenen -tonen. Ze laten rechts geen monopolie op het begrip heimat door het verzet tegen het volbouwen van het landschap niet alleen voor te stellen als een strijd voor het behoud van natuur, maar ook van het land waar je wortels liggen. Hierbij gaat het niet om een homogeen bloed & bodem verhaal, wel om een open benadering die recht doet aan lokale verschillen.

Terug naar nu
Het concept van het sociaal contract gaat ervan uit dat elke nieuwe generatie dit stilzwijgend aanvaardt. Je kan de huidige klimaatmarsen van scholieren opvatten als niet gewoon een weigering van ons sociaal contract, maar nog sterker als hun inzicht dat het verbroken is door de andere contractant: de politieke overheid. Deze geest is nu uit de fles en zou wel eens een positief point of no return kunnen betekenen inzake politiek bewustzijn bij deze hoopvolle generatie. Het kan enkel de kans verhogen dat we de ecologische afgrond vermijden.

Een verkorte versie van dit essay verscheen op 11 februari in De Standaard.