Over ecologisme als toekomstvaardig kompas
Geschreven door Walter Lootens en gepubliceerd op dewereldmorgen.be op 6 oktober 2020.
‘Het ecologisch kompas’ is een rijk ideeënboek geworden dat je niet op een-twee-drie achter de kiezen hebt. Je moet je er breeduit bij gaan neerzetten, liefst met een potlood achter je oor, om de rijke inhoud ervan met mondjesmaat te verwerken. Wie van dit boek een blauwdruk voor de toekomst verwacht komt echter bedrogen uit. ‘Dit boek wil finaal het collectief gesprek in onze samenleving stimuleren over wat het goede leven inhoudt en mensen hiernaar op zoek inspireren, ‘schrijft Dirk Holemans in zijn epiloog. Dat is dus een ‘invitation à la danse’ waarvan deze recensent dankbaar gebruik maakt om daar zijn steentje toe bij te dragen.
Een groene denktank
Al tien jaar werkt Oikos aan sociaalecologische verandering door het maatschappelijk debat te voeden vanuit ecologisch perspectief. Deze groene denktank brengt vernieuwende denkers uit wetenschap, middenveld, economie en kunst, maar ook pioniers uit de praktijk samen rond ecologische thema’s. De ecologische grenzen van de planeet en de solidariteit wereldwijd zijn hierbij de uitgangspunten.
Dat doet Oikos ook via het uitstekende tijdschrift met de gelijkaardige naam waarvan intussen bijna 100 nummers zijn verschenen. De meeste co-auteurs van ‘Het ecologisch kompas’ – Jan Mertens, Jef Peeters, Johan Malcolm en Dirk Holemans – maken deel uit van de redactie. Deze laatste is trouwens de coördinator van Oikos en samensteller van deze reader. Naast inleiding en epiloog is hij ook co-auteur van twee hoofdstukken (‘Een ecologische kijk voorbij de welvaartstaat’, samen met Jef Peeters en Annelies Debels, en ‘Ecologisch burgerschap in actie’ samen met Marie-Monique Franssen).
Lange termijnuitdagingen
De reader bestaat, naast de bovenstaande, nog uit vijf hoofdstukken (‘De vrijheid van grenzen’ van Jan Mertens, ‘Samenleven in diversiteit: handvaten voor het politiek ecologisme’ van Imade Annouri en Jessica Soors, ‘Hoe kunnen we in 2050 de wereldbevolking voeden?’ van Myriam Dumortier en ‘Voorbij het groeidenken – naar een nieuwe economie voor de 21-ste eeuw’ van Johan Malcorps. De reader is zorgvuldig opgebouwd waardoor verschillende aspecten van het centrale thema ‘autonomie in verbondenheid’ systematisch worden ontvouwd en toegelicht.
Dat Oikos niet los staat van Groen blijkt niet alleen uit het voorwoord van Meyrem Almaci, maar ook uit de bijdragen van Johan Malcorps, Imade Annouri en Jessika Soors die in die partij een politiek engagement hebben opgenomen. Toch reikt de ambitie van Oikos veel verder dan de partijpolitieke grenzen. Als denktank richten zij zich op lange termijnuitdagingen die onvoldoende aan bod komen in het maatschappelijk debat, maar die cruciaal zijn voor de toekomst van de samenleving en de toekomstige generaties. Bovendien wordt er vertrokken van één centraal inzicht, namelijk het gegeven dat de mens onderdeel is van het complexe levende systeem dat zich afspeelt op de aardkorst en de relatief dunne laag rond de aarde. Dat is het ‘speelveld’ van en voor de natuur zoals wij die kennen en waar de mens deel van uitmaakt.
Revolutionair reformisme
Hoewel ze het stuk voor stuk verdienen is het onmogelijk om al de bijdragen uit dit boek uitvoerig te bespreken. Daarom beperk ik me tot de hoofdlijnen. Deze reader is het stevig onderbouwd groepswerk van een sterk team dat de zoektocht van coördinator Dirk Holemans naar een sociaalecologische samenleving – denk aan vorig werk van hem o.a. ‘Mensen maken de stad’ en vooral ‘Vrijheid & zekerheid – komt ondersteunen en scherper stellen. Inderdaad, de zoektocht naar een goed leven voor iedereen binnen de grenzen van de planeet. Dat is de kernwaarde van het ecologisch, toekomstvaardig kompas waarmee zij zich op het terrein van de politieke ecologie – de auteurs spreken zelfs over ecologisme – wagen.
En daarvoor had Dirk Holemans al belangrijke lijnen uitgezet in zijn ‘Vrijheid & zekerheid’. ‘Het ecologisch kompas’ is er een vervolg op. Het was een van de grote verdiensten van zijn vorig boek om twee basisbegrippen, vrijheid en zekerheid, die doorgaans in een verschillende ideologische context worden benadrukt, met name het liberalisme en het socialisme, bij elkaar te brengen. De inhoud die Holemans daarin gaf aan de begrippen ‘vrijheid’ en ‘zekerheid’ maken ze tot een Siamese tweeling. Filosofisch onderbouwt hij deze stelling door te verwijzen naar Hannah Arendt en vooral naar Zygmunt Bauman die stelt ‘Elke mens heeft in zijn leven twee zaken nodig: vrijheid en zekerheid’. Die twee auteurs zijn maar enkele van zijn maîtres à penser waarmee hij het terrein van de politieke ecologie of van het ecologisme als ideologie betreedt.
Een ideologie is, in de niet marxistische betekenis, een min of meer afgerond systeem van gedachten en strevingen, die voor het sociaal-politiek handelen richtinggevend zijn. Een ideologie beschrijft niet alleen hoe het huidige wereldbeeld eruitziet, maar geeft ook aan hoe de wereld er moet uitzien – daarvoor heb je een ecologisch kompas nodig – en welke veranderingsstrategie er nodig is om de naald van het kompas zo te draaien dat de sociaalecologische samenleving dichterbij komt.
Daarvoor laat Holemans zich inspireren door het ecologistische denken van de Franse dissidente marxist André Gorz voor wie datgene wat de burger en zijn gemeenschap autonoom kunnen doen, naast markt en staat, een centrale plaats inneemt. Ook in zijn inleiding bij ‘Het ecologisch kompas’ verwijst Holemans uitdrukkelijk naar het handelingsmodel dat gebaseerd is op het ideeëngoed van André Gorz waaraan Oikos en Socialisme 21 in 2011 samen een publicatie wijdde onder de titel ‘De markt voorbij. Voor een hedendaagse politieke ecologie’.
Op een revolutie die alles ten goede zal veranderen, in de aard van ten days that shook the world zoals de Russische, moeten we niet hopen. Daarom kiest Gorz voor een handelingsmodel dat hij contradictorisch ‘het revolutionair reformisme’ noemt. Voor de Franse ecosocialist gaat het hierbij om een aaneenschakeling van verregaande hervormingen die elkaar aanvullen en versterken en die tegelijkertijd het politieke bewustzijn verhogen. In systeemtermen uitgedrukt: het komt erop aan hervormingen door te voeren die complementair zijn en elkaar versterken.
‘Waar kunnen we landen?’
Een andere maître à penser is de bekende en kleurrijke Franse filosoof Bruno Latour die ook wetenschapsantropoloog is. In zijn inleiding haalt Holemans Latours in het Nederlands vertaalde essay ‘Waar kunnen we landen?’ aan. Anders geformuleerd: ‘Hoe kunnen we ons terug “gronden” en zorgen voor onze leefomgeving, terwijl we open staan voor de wereld?’ Die vraagstelling wordt ook het uitgangspunt op de volgende Ecopolisbijeenkomst van 18 oktober 2020 in Brussel en dat op het afsluitende panelgesprek met Warda El-Kaddouri, Anuna De Wever, Olivier De Schutter en Dirk Holemans.
‘Bodem’ in een zeer brede betekenis is een kernbegrip in Latours analyse. Niet de Blut und Boden benadering, maar de zoektocht hoe op de nieuw gevormde bodem waar de verschillende typen migranten zullen komen te wonen een nieuwe embryonale samenleving kan worden opgebouwd. Hij brengt niet alleen het sociale en het ecologische met elkaar in verband, maar voegt er ook een geologische component aan toe.
Volgens hem hangt de klassenstrijd ook af van een geo-logie. ‘Omdat de kaart van de sociale klassenstrijd steeds minder greep krijgt op het politieke leven moeten we een kaart zien te tekenen van de geo-sociale plaatsenstrijd, zodat mensen eindelijk ontdekken wat hun echte belangen zijn, en met wie ze allianties kunnen aangaan, tegen wie ze moeten vechten,’ schrijft hij in ‘Waar kunnen wij landen?’
De aanhangers van het aardse, de ecologisten, moeten volgens hem enerzijds onderhandelen met aanhangers van het lokale: het gaat dan om de erkenning van het belang van het toebehoren aan een bodem zonder dat dit wordt verward met nostalgie of etnische homogeniteit. Dirk Holemans verwijst als voorbeeld naar de Franse beweging ZAD (zone à défendre) die in de buurt van Nantes streed tegen de uitbreiding van een luchthaven.
Dirk Holemans verwijst ook graag naar het werk van Duitstalige denkers waaronder de sociaal psycholoog Harold Welzer die het concept ‘toekomstvaardigheid’ muntte waarin drie principes vervat zijn: het streven naar sterke duurzaamheid (wat betekent dat je de economie opvat als een subsysteem van de samenleving) met daaraan gekoppeld als extra principes rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid. Die toekomstgerichte visie op de wereld begint stilaan ingang te vinden en dat niet alleen bij grootouders voor het klimaat, maar ook bij burgercollectieven in de civiele samenleving en bij sommige besturen. Zo kent Wales intussen een ‘Minister voor de toekomstige Generaties’.
De vrijheid van grenzen
Jan Mertens probeert in zijn bijdrage ‘De vrijheid van grenzen, contouren van het ecologisme’ de belangrijkste kenmerken te vangen van het ecologisme als politieke denkstroming. Het is een boeiend en zeer relevant stuk geworden waarin hij Ivan Illich en zijn begrip van convivialiteit, maar ook André Gorz als intellectuele aanbrengers ziet van elementen van een kritisch-moderne ideologie die niet eenduidig past in het klassieke links-rechts schema, waarin ofwel de staat of de vrije markt de voornaamste spelers zijn.
Zo brengt hij als oefening enkele gelijkenissen en verschillen tussen ecologisme en respectievelijk liberalen, conservatieven en socialisten in beeld en dat brengt hem tot wat misschien als een paradox overkomt ‘de vrijheid van grenzen’. Hij formuleert het zo: ‘Zelf kiezen voor een welvaartsmodel dat volhoudbaar is binnen de regeneratieve vermogens van de planeet en dat uitbreidbaar is naar iedereen is een garantie op het behoud van vrijheid.’ (p. 55) Andermaal en anders gezegd: een goed leven voor iedereen binnen de grenzen van de planeet.
De erudiete bijdrage van Jef Peeters ‘Fundamenten van een groene maatschappijvisie: de aarde als kompas’ is dan weer zeer complementair met Jan Mertens’ stuk. Hij probeert de belangrijkste kenmerken van het huidige moderne mens- en maatschappijbeeld op een ideaaltypische manier te definiëren en te laten contrasteren met een ecologisch-relationeel mens- en maatschappijbeeld, die de fundering is voor een groene politieke ideologie.
Heterodoxe zoektocht
‘Het ecologisch kompas’ is een rijk ideeënboek geworden dat je niet op een-twee-drie achter de kiezen hebt. Je moet er breeduit bij gaan neerzetten, liefst met een potlood achter je oor, om de rijke inhoud ervan met mondjesmaat te verwerken. Wie van dit boek een blauwdruk voor de toekomst verwacht komt echter bedrogen uit. ‘Dit boek wil finaal het collectief gesprek in onze samenleving stimuleren over wat het goede leven inhoudt en mensen hiernaar op zoek inspireren, ‘schrijft Dirk Holemans in zijn epiloog. Dat is dus een invitation à la danse waarvan deze recensent dankbaar gebruik maakt om daar zijn steentje toe bij te dragen.
De intellectuele oefening die de samenstellers van dit boek hebben gedaan om de contouren van een kritisch-moderne ideologie in beeld te krijgen is zeker waardevol. Het is een zoektocht naar een democratische maatschappelijke constellatie waarin de Verlichtingswaarden ‘gelijkheid’ en ‘vrijheid’ elkaar niet in de weg lopen, maar samen en binnen de planetaire grenzen, kunnen worden gerealiseerd. Het ecologisme als ideologie is in hun optiek een heterodoxe politieke vertaling van het ecologische bewustzijn.
In zijn bijdrage lijnt Jan Mertens dat ecologisme af tegen het liberalisme, het socialisme en wat hij het conservatisme noemt. Dat laatste is natuurlijk geen -isme maar eerder een denkhouding die gemakshalve tegenover progressief-zijn wordt geplaatst, maar die in elke ideologie kan voorkomen.
De Amerikaan auteur Paul Goodman bijvoorbeeld noemde zich, misschien wat paradoxaal, een conservatieve anarchist en de Rus Peter Kropotkin behoorde tot de stroming van ‘het anarchistisch communisme’. De Braziliaans-Franse filosoof Michael Löwy onderzoekt in zijn werk ‘Herbetovering van de wereld’ de romantische wortels van linkse denkers. Wablief? Deze voorbeelden zijn zo maar geen woordspielereitjes. Schijnbare paradoxen zijn precies eigen aan de heterodoxe zoektocht van tegendraadse denkers die over ideologische grenzen heen durven denken. ‘Nestbevuilers’ worden ze soms vijandig genoemd, maar meestal zijn het boeiende figuren die zich niet in zuiver ideologisch denken laten opsluiten.
Gevaar van ideologisch denken
Een niet ongevaarlijk kenmerk van een ideologie is immers dat ze bestaat uit een samenhangend, maar doorgaans verstard mens- en maatschappijbeeld met een harde onwrikbare kern en gecontroleerd door partijbonzen en hogepriesters, die overtuigd van hun gelijk niet de minste tegenspraak dulden. Een ideologie geeft eenvoudige antwoorden voor ingewikkelde problemen en stelt vooral zichzelf niet in vraag. De filosoof, de eeuwige vragensteller, maar ook eeuwige twijfelaar, en de ideoloog staan lijnrecht tegenover elkaar. Tussen een fundamentalistische interpretatie van een godsdienst en een strak ideologisch kader zijn duidelijk raakpunten.
Niet alleen dogma’s zijn heilig, ook marxistisch-leninistische principes stonden in kringen van voorhoedebewegingen boven alle kritiek verheven. De geschriften van Marx, Engels, Lenin, Mao, Trotsky en Stalin kregen in die middens Bijbelse allures toegemeten. Het is nog niet zo lang geleden dat geëngageerde linkse intellectuelen die kritisch stonden tegenover de samenleving waarin ze zelf leefden de socialistische staten van dat ogenblik bewierookten als zijnde paradijzen op aarde. Dat was een schrijnend maar tegelijk begrijpelijk voorbeeld van ideologische blindheid.
Ecologisme of libertair ecosocialisme?
Het lijkt me een gezonde anarchistische reflex om je te hoeden voor de verlossers, voor de ‘voorhoede’ die de grote uitdragers zijn van het verlossingsparadigma. Het rijk der vrijheid, het eschaton staat niet te wenken aan de einder. Verlos ons van de bevrijders! Ook al dragen ze een groene mantel. Vandaar dat er voor mij een flinke scheut anarchisme aanwezig mag zijn, ook in het ecologisme, om dat gevaar te bezweren. De verwijzing naar deze historisch politieke stroming en het belang ervan voor het ecologisme mis ik wel een beetje in de benadering van Jan Mertens. Het anarchisme duikt altijd weer op in een of andere gedaante. . Het anarchisme van iemand als Peter Kropotkin (1842-1921) kan trouwens ook vandaag nog inspirerend zijn. Kropotkin verzette zich zowel tegen het individuele anarchisme van een Max Stirner (‘Mij gaat niets boven Mij’) als tegen het collectivistisch anarchisme van een Bakoenin, maar ook tegen het ‘wetenschappelijk’ socialisme van Marx en de politieke vertaling ervan door Lenin.
Tijdens de Russische revolutie keerde Kropotkin zich tegen het door Lenin gepropageerd concept van communisme dat hij ‘staatssocialisme’ noemde en als autoritair en elitair afwees. In Kropotkins eigen woorden: ‘Zelfs wanneer de dictatuur van de partij een geschikt middel zou zijn om het kapitalisme een slag toe te brengen (wat ik sterk betwijfel), dan is zij niet minder schadelijk voor de vorming van een nieuwe socialistische maatschappij.’ Daarnaast plaatste Kropotkin het anarchistisch communisme als politiek concept waarin het geheel van de staat, het kapitalisme en de hiërarchie opgeheven wordt, en door netwerken van vrijwillige verenigingen, arbeidersraden en gemeenten in zelfbeheer vervangen dient te worden.
Op dit ogenblik worden figuren als John Holloway en de pas overleden David Graeber behoorlijk veel gelezen en dan is er natuurlijk ook de Amerikaanse anarchist en politiek filosoof Murray Bookchin die in zijn sociaalecologische benadering het sociale, het duurzame en het libertaire met elkaar probeert te verbinden en die een verbindingsfiguur kan genoemd worden tussen elementen van het 19de eeuwse anarchisme en recente bewegingen van onderuit zoals het municipalisme en de commons. Zie daarover onder meer de Nederlandstalige Kelderuitgave van ‘Sociale ecologie en politiek’. Bookchin werkte een vernieuwend anarchistisch model uit van maatschappelijke en politieke organisatie, waarin de participatie van gewone burgers en gemeentelijk zelfbestuur centraal staan. Hij zag hierin een essentiële rol weggelegd voor buurtcomités, wijkraden en een systeem van overkoepelende federale en confederale instellingen.
Deze laatste instituties waren bedoeld voor het regelen van al die aangelegenheden die de grenzen van een bepaalde gemeente of provincie te boven gaan. In het Mexicaanse Chiapas, maar ook in Rojava en in Barcelona – waar Debbie Bookchin, dochter van, op bezoek was – worden elementen uit het denken van Murray Bookchin met vallen en opstaan vertaald naar de nieuwe politieke praktijk van onderuit. De Amerikaanse sociaalgeograaf David Harvey noemt Bookchins voorstellen ‘veruit de meest genuanceerde en radicale plannen voor het creëren van en het verantwoordelijke collectieve gebruik van de zogenaamde commons (alle natuurlijke hulpbronnen die we gezamenlijk bezitten) in een brede waaier van mogelijkheden.’
En dan is er natuurlijk ook de heterodoxe figuur André Gorz himself die het marxisme van de jonge Marx en zijn humanistisch wereldbeeld waarin plaats was voor de ‘subjectieve factor’ in zijn analyses is blijven opnemen. Gorz is een maître à penser van Dirk Holemans voor zijn ideeën over het revolutionair reformisme maar ook over het ecosocialisme. De dissidente Franse marxist is een typische ideologische grensoverschrijder geweest waardoor hij zowel uitgespuwd als – eerder spaarzaam – nagevolgd werd door zowel ‘groene’ als door ‘rode’ jongens en meisjes die in zijn denken een synthese vonden. De historische, Nederlandstalige publicatie over het werk van André Gorz ‘De markt voorbij, voor een hedendaagse politieke ecologie’, ingeleid door Jan Blommaert en Dirk Holemans, is daarvan een mooi voorbeeld, want de samenstellers en vertalers ervan – Roger Jacobs en Johny Lenaerts – maken deel uit van Socialisme 21, een groep die staat voor een ecosocialistisch denken dat kritisch is voor zijn eigen verleden en dat bruikbaar is om de wereld van vandaag te veranderen.
Ecologisme of libertair ecosocialisme? Zijn het synoniemen, dekken zij dezelfde lading? Ik hoop het, maar toch verkies ik de laatste term omdat hij mijns inziens breder en duidelijker is, maar natuurlijk blijft de vraag overeind waarmee de samenstellers van ‘Het ecologisch kompas’ hun boek beëindigen: ‘Hoe dragen we het ecologisch kompas uit in een zingevend verhaal dat in staat is polarisatie te overleven en te overstijgen, en constructieve acties kan voeden die uitgroeien tot het sociaal en economisch alternatief?’ Daar wil ik graag over meedenken.
Dirk Holemans (red.), Het Ecologisch Kompas, EPO i.s.m. Oikos, 2020,
Recente reacties