Kunnen modernen ook zorg dragen?

Dat de avonturier Sylvain Tesson dat ‘kleine meisje Greta Thunberg’ charmant vindt omdat ze de wereld wil redden, maar dat het te laat is, want ‘niets zal die tien miljard mensen stoppen die allemaal een modern leven willen leiden’, is aanleiding voor een boeiend debat. De klimaatdocent Pieter Bousse­maere (DS 7 april) is akkoord dat iedere aardbewoner recht heeft op een modern leven, maar ook dan kunnen we een klimaatneutrale wereld realiseren. Een deel van het debat gaat over de rol van technologieën waar volgens ecomodernisten Maarten Boudry en Manuel Sintubin het grootste deel van de oplossing ligt. De energie-expert Joannes Laveyne (DS 14/4), waarschuwt hierop terecht voor benaderingen die, zodat we geen verantwoordelijkheid moeten nemen, klimaatverandering reduceren tot een technologisch oplosbaar probleem. Ik ben het met Laveyne eens dat er geen mirakeloplossingen bestaan, dat ook economische en maatschappelijke innovaties vereist zijn. Een cruciale vraag is dan ook: mogen we de economische grondslag van de moderne samenleving in vraag stellen? En wat is dat eigenlijk, het moderne leven waar iedereen recht op heeft?

De twee gezichten van de moderniteit

Onze moderne samenleving is gestoeld op Verlichtingswaarden zoals autonomie, vrijheid, recht en rede, maar ook een scheiding tussen mens en natuur – het cartesiaanse denken – dat de basis legde voor ons economisch bestel en de daarmee verbonden plundering van de planeet. Etienne Vermeersch formuleerde dit helder in zijn milieu-essay De Ogen van de Panda. Als rationeel denker was hij overtuigd van de Verlichtingswaarden, tegelijk legde hij de oorzaak van de ecologische crisis bij het zogenaamde WTK-bestel: een elkaar versterkende ontwikkeling van westerse wetenschap, technologie en kapitalisme. Door haar arrogant technologisch optimisme blijft dit bestel blind voor de schade die ze aanricht. Want elk probleem lossen we wel op door technologische innovatie, de aanpak van de zogenaamde technofiksers. De Britse antropoloog Jason Hickel stelt hierbij de vraag waarom we elke dag worden aangemoedigd om te geloven in Verlichtingswaarden van kritisch denken, maar dat niet mogen toepassen op ons economisch systeem, het kapitalisme, en de daarmee verbonden machtsverhoudingen en ongelijkheden?

Om dit concreet te maken naar het moderne leven: gaat dat over een samenleving die zorgt dat al haar leden zich kunnen ontplooiien, door te voorzien in basisbehoeften zoals gezond voedsel en een degelijke woonst, emancipatorisch onderwijs, hoogstaande gezondheidszorg, een sterke rechtstaat en een levende democratie? Of hoort daar ook het recht op grenzenloze consumptie bij, een economie die verslaafd is aan groei, waarbij we de stabiele levensvoorwaarden op aarde op het spel zetten? Waarbij we ontkennen dat onze rijkdom gebouwd is op eeuwenlang uitbuiting en plundering van andere delen van de wereld, alsook het in eigen samenleving profiteren van niet of veel te weinig betaalde zorgarbeid? Kunnen we vanuit kernwaarden van de Verlichting, zoals rede, vrijheid en solidariteit, kritisch het WTK-bestel ter discussie stellen?

De oplossing die de dominante machtshebbers in onze samenleving naar voor schuiven om dit debat niet te voeren, is – jawel – een nieuwe technofix. Ze stellen dat ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk mogelijk is: onze economie blijft groeien terwijl we minder beslag leggen op de aarde. En als we kijken naar de uitstoot van broeikassen, zijn er inderdaad landen die hun broeikasgasuitstoot verminderen terwijl hun economie licht verder groeit. Dat is mogelijk als je bijvoorbeeld kolencentrales sluit en investeert in hernieuwbare energie. Maar ook die hernieuwbare energie is niet eindeloos, want komt, net als elke andere productie, met de nood aan materialen.

Het is deze materialenblik die toont waarom van ontkoppeling geen sprake is. Als we kijken naar de materialenvoetafdruk van moderne hoog-inkomenslanden, dan vereist onze levenswijze maar liefst 28 ton materiaal, per inwoner, per jaar! Dat is tien keer meer dan in lage-inkomenslanden. Wetenschappers geven aan dat een duurzaam niveau op ongeveer acht ton per jaar ligt. En al die materialen komen niet uit de lucht vallen. Ze worden, steevast in andere delen van de wereld, opgedolven en verwerkt. En zo komen we tot de andere ecologische crisis: het ineenstorten van de biodiversiteit. Want onze grondstoffenhonger is catastrofaal voor het diverse leven op aarde. Volgens de Verenigde Naties is maar liefst tachtig procent aan verlies aan biodiversiteit verbonden met het ontginnen en verwerken van grondstoffen. Om onze vraag naar hout en veevoeder bijvoorbeeld, kappen we elk jaar opnieuw bosgebied ter grootte van Nederland. Maar ook het zand nodig in de bouw geraakt op. Voor elke kilometer autosnelweg is er bijvoorbeeld 30.000 ton zand nodig.

Technofiksers stellen dat we dit gaan oplossen door producten efficiënter te produceren, met minder materialen en energie, en toestellen energiezuiniger maken. Dat gebeurt inderdaad, maar in een groeiverslaafde economie betekent dat gewoon dat we hiermee behaalde winst opnieuw investeren in meer productie en consumptie. Dit rebound effect is ondertussen op tal van vlakken aangetoond: we produceren meer efficiënte toestellen maar we kopen en gebruiken ze meer. Een recente analyse van 835 wetenschappelijke artikelen besluit dat de we massieve en snelle reducties in emissies noodzakelijk om klimaatontwrichting tegen te houden, niet kunnen realiseren binnen de geobserveerde mate van ontkoppeling. En ontkoppeling op vlak van materialen is nog helemaal niet aan de orde: de materialenvoetafdruk per inwoner steeg in de Europese Unie met nagenoeg een derde van 1995 tot 2015.

Dat brengt ons tot de vraag die modernen tot nu toe niet stelden: hoeveel is genoeg? Of nog, als we solidariteit ernstig nemen: hoeveel vinden wij genoeg zodat er voldoende is voor iedereen op aarde? Als we een stabiele en rechtvaardige wereld willen achterlaten, moeten we ervoor zorgen dat de sociale en ecologische kosten van de duurzaamheidstransities in rijkere delen van de wereld niet gewoon opnieuw worden doorgeschoven naar de armere delen, bovenop de historische ongelijkheden. Dit vergt het dekoloniseren van consumptie en productie, aangezien onduurzame consumptie door rijkere groepen, op basis van ‘zo goedkoop mogelijk’, enkel mogelijk is door neokoloniale vormen van extractie, toeëigening en handel.

Uitdagende tijden vragen om sterke beeldspraak. Misschien zitten we niet op de Titanic, maar we zitten alleszins ook niet met zijn allen op hetzelfde dek van het mensenschip. Een groep hogere inkomens zit op het bovenste dek, genietend van de zon en de non-stop catering, terwijl ze aan de lagergelegen groepen blijven beloven dat er ooit bovenaan voor iedereen plaats zal zijn. Waarbij ze ontkennen dat het bovenste dek niet functioneert zonder uitbuiting van de onderste.

Het debat is dus hoe we onze moderniteit kunnen moderniseren. Waarbij we de waarden van rede, autonomie, democratie, vrijheid en gelijkheid behouden maar er een fundamenteel zorgperspectief aan toevoegen. Dat kan toelaten een nieuw economisch model te ontwikkelen, dat zorg wil dragen en aarde en mens beschermt. Waarbij we onze waarde-onttrekkende economie omvormen tot een waardencreërende, generatieve economie. Dat we telkens als we economische waarde creëren, ervoor zorgen dat het ook sociaal en ecologisch waardevol is. Denk aan de boer die zijn bodem niet uitput en natuur omploegt, maar de bodemkwaliteit koestert en zorgt voor biodiversiteit op en langs zijn akkers. En meer zorgpersoneel terug de tijd krijgt om kwali-tijd te besteden aan warm, menselijk contact. Eigenlijk lijkt dat niet meer dan de redelijkheid zelve.

 

Dit opinistuk verscheen in ingekorte vorm in De Standaard van 17 april 2021.

Dit opinistuk van Dirk Holemans verscheen in ingekorte vorm in De Standaard van 17 april 2021.